Achter de schermen: Raad van Toezicht
Maak kennis met Frank van Hout, voorzitter van de Raad van Toezicht van Concreet
Dertien jaar werkte Frank op het Friesland Collega, maar na een mooie periode werd het tijd voor nieuwe uitdagingen.
In het mbo komt de hele wereld samen
Ruim 13 jaar was Frank van Hout bestuurder bij het Friesland College. Een uit de hand gelopen interim opdracht zou je kunnen zeggen. Maar na 13 jaar werd het tijd voor nieuwe uitdagingen en opdrachten.
Zo’n nieuwe uitdaging heeft hij gevonden in de vorm van het voorzitterschap van de Raad van Toezicht van Concreet Onderwijsproducten.
Ter kennismaking spraken we met hem over zijn nieuwe rol en over de toekomst van het beroepsonderwijs.
Wat spreekt je aan in deze functie?
In deze rol houd ik de verbinding met het mbo, voor mij de mooiste onderwijssector. Tegelijk verken ik zo een branche die ik al een beetje ken, maar waarvan ik nog niet alles weet. Concreet levert onderwijs- en examenproducten waarmee studenten opgeleid worden voor het bedrijfsleven. Juist dat speelveld tussen onderwijs en bedrijfstak vind ik interessant.
Waarom vind je het mbo de mooiste onderwijssector?
In het mbo komt eigenlijk de hele wereld samen!
Je ziet er een brede vertegenwoordiging van de samenleving in terug. Qua functies en beroepen waarvoor studenten opgeleid worden, maar ook de niveaus waarop dat gebeurt, van entree tot niveau 4. Dat is echt heel breed. En volgens mij is er in geen enkele sector zo’n sterke mate van coproductie tussen onderwijs en bedrijfsleven.
Welke uitdagingen zie je binnen de bouw en infra?
Over het algemeen hebben we in Nederland te maken met een tekort aan goede, geschoolde arbeidskrachten.
Dat geldt niet alleen voor de bouw- en infrasector. We zien een afname van nieuwe studenten in het beroepsonderwijs.
Binnen de techniek (waar we ook bouw- en infra onder scharen) is deze afname weliswaar nu nog minder zichtbaar, maar daar ligt zeker een uitdaging. Je kunt er niet vanuit gaan dat die instroom blijft zoals nu, terwijl we bijna zeker weten dat de vraag naar vakmensen toe zal nemen.
Dus de vraag is, hoe krijg én houd je mensen aan het werk?!
"Ik hoop dat deze studenten inzien dat wat ze doen impact heeft."
Welke invloed heeft dat op het onderwijs dat we bieden?
Ik denk dat we op ons onderwijs moeten afstemmen op 3 doelgroepen:
- De reguliere mbo’er die doorstroomt vanuit het voortgezet onderwijs. Dit is de traditionele doelgroep die we vrij goed kennen.
- De groep professionals die al in de sector werkzaam is, maar te maken krijgt met veranderende arbeidsomstandigheden. Die groep kan of moet nieuwe dingen leren omdat de manier waarop ze hun werk doen verandert.
- De zij-instromers. Volwassenen die vanuit een andere sector instromen.
Die verschillende groepen hebben verschillend onderwijs nodig. Zowel qua inhoud als didactiek.
In het kader van een leven lang leren wordt er ontzettend veel werk verzet om inhoud te flexibiliseren en toegankelijk te maken. Denk aan het werken met modules waardoor steeds meer maatwerk mogelijk is. Dat is een goede ontwikkeling.
Ik hoop dat we het onderwijs steeds meer kunnen laten aansluiten op de behoeften van die verschillende doelgroepen. Gezien de enorme maatschappelijke opgave die er is voor de bouwsector zullen we wel moeten.
Maar er is een dus een belangrijk verschil tussen de eerste en laatste groep als het gaat om scholing. Wat betreft de reguliere mbo-student heb je als onderwijsaanbieder ook een taak op het vlak van persoonlijke ontwikkeling en het voorbereiden op de samenleving.
Bij volwassenonderwijs probeer je meer in te spelen op de ervaringen die deze mensen al hebben. Vervolgens kijk je wat ze nog moeten weten en hoe je dat kunt bieden om zo toe te werken naar certificaten die samen dezelfde waarde hebben als een diploma.
Heb je een voorbeeld van mogelijkheden voor volwassenonderwijs?
Ga ervan uit dat we in de toekomst meer te maken gaan krijgen met arbeidsmigratie.
Want er is een enorme opgave en daar hebben we niet genoeg mensen voor.
Arbeidsmigranten hoef je niks te leren over hun vak, want dat kennen ze al. Maar je wilt hen misschien wel iets meegeven over Nederlandse omgangsvormen en gebruiken, de taal en noem maar op.
Ik zag eens een voorbeeld in een andere sector waarbij medewerkers elke ochtend een uurtje les kregen in de Nederlandse taal of computervaardigheden. Pas daarna gingen ze aan het werk. Dat werkte daar goed. Want ze hoefden niet de schoolbanken in, maar kregen wel een dagelijks aanbod aan extra skills.
Dit voorbeeld is ongetwijfeld niet overal toepasbaar, maar ik zoek graag naar mogelijkheden om doelgroepen te bedienen die we eerder niet echt in beeld hadden.
"Mijn hoop is dat studenten na een dag werken niet alleen denken, ik heb een muur gemetseld, of ik heb aan een wegverharding gewerkt. Maar dat ze weten: ik heb een bijdrage geleverd aan het oplossen van een maatschappelijk vraagstuk."
Tot slot over jouw rol binnen de RvT: Heb je jezelf doelen gesteld?
Ja en nee. In de eerste plaats wil ik graag dat het goed gaat met het onderwijs.
Concreet is een middel dat bijdraagt aan goed onderwijs. We bespraken net een paar uitdagingen en kansen.
Mijn doel is vooral dat daarover nagedacht wordt.
Als je dat betrekt op mijn rol als voorzitter: eigenlijk is dat een duo-rol. Ik vervul deze samen met Karel-Jan Batenburg van Tectum. Hij vanuit het bedrijfsleven en ik met een onderwijsachtergrond.
Ieder jaar wisselen we, de ene is dan voorzitter en de andere vicevoorzitter. We proberen als voorzitters echt samen op te trekken om dat samenspel tussen onderwijs en bedrijfsleven te vertegenwoordigen.
Tegelijk ben ik me ook bewust van de grenzen van mijn verantwoordelijkheid, het is uiteindelijk aan de organisatie (Concreet Onderwijsproducten) om keuzes te maken en de vaarroute te bepalen. Wat ik kan doen, en mezelf als doel heb gesteld, is het gesprek stimuleren.